Belangenconflicten onder het nieuwe WVV – nieuwe regels, nieuwe vragen en aandachtspunten

De belangenconflictenregeling onder het Wetboek van Vennootschappen (W.Venn.) voor bestuurders met een tegengesteld vermogensrechtelijk belang is ingewikkeld aangezien zij verschilt van situatie tot situatie (denk aan de aanstelling van een lasthebber ad hoc in de BVBA zonder college van zaakvoerders, de onthoudingsplicht in de beursgenoteerde NV in tegenstelling tot niet-beursgenoteerde vennootschappen, het gebrek aan wettelijke regeling bij VZW’s). In het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) heeft de wetgever zijn kans gegrepen om meer eenvormigheid te brengen in de belangenconflictenregeling. We zetten de belangrijkste wijzigingen op een rijtje:

De onthoudingsplicht wordt de algemene regel. De bestuurder met een belangenconflict dient zich steeds te onthouden en mag dus niet langer deelnemen aan de beraadslaging en de stemming.

De regel over wie bij een belangenconflict de beslissing kan nemen wordt geüniformiseerd. Voor de NV, BV en CV geldt als algemene regel dat de beslissing kan worden genomen door de niet-geconflicteerde bestuurders (de verplichte aanstelling van de lasthebber ad hoc die we kennen in de BVBA verdwijnt dus). Indien alle bestuurders een belangenconflict hebben, zal de algemene vergadering de beslissing nemen. De uitzondering voor de enige bestuurder die ook de enige aandeelhouder is, blijft behouden. Voor VZW’s geldt echter dat de algemene vergadering de beslissing moet nemen indien de meerderheid van de bestuurders een belangenconflict heeft. Heeft een bestuurder van een stichting een belangenconflict dan wordt ook daar de beslissing genomen door de niet-geconflicteerde bestuurders, met dien verstande dat hij toch de beslissing zelf kan nemen indien hij de enige bestuurder is of indien alle bestuurders een belangenconflict hebben (bij gebreke aan een orgaan van leden/aandeelhouders).

Het WVV voorziet in een algemeen toepassingsgebied. Waar er onder het W.Venn. geen wettelijke belangenconflictenregeling is voorzien voor de VZW en de stichting, zal in de toekomst ook voor hen de belangenconflictenprocedure gelden. In elke VZW en stichting zal het belangenconflict moeten worden gemeld, genotuleerd en zal de geconflicteerde bestuurder zich moeten onthouden. De wettelijke verplichting voor het bestuursorgaan om de omschrijving van de beslissing waarmee een belangenconflict is gerezen en de verantwoording van het uiteindelijke besluit op te nemen in het jaarverslag of in het stuk dat samen met de jaarrekening wordt neergelegd, zal evenwel enkel gelden voor de grote VZW en de stichting. Voor de kleine VZW (zie criteria art. 3:47, §2) maakt de wetgever een uitzondering op deze publiciteitsverplichting. De belangenconflictenregeling geldt voortaan eveneens voor de coöperatieve vennootschap. Tenslotte moet de procedure eveneens worden toegepast wanneer een vaste vertegenwoordiger van een bestuurder-rechtspersoon een tegenstrijdig vermogensrechtelijk belang heeft met de bestuurde vennootschap. De dagelijks bestuurder valt wel nog buiten het toepassingsgebied (begrijpelijk aangezien de procedure sowieso niet moet worden toegepast voor gebruikelijke verrichtingen aan marktconforme voorwaarden).

Een laatste wijziging betreft de nietigheid van beslissingen die in strijd met de belangenconflictenregeling worden genomen. Onder het W.Venn. kan enkel de vennootschap zelf de nietigheid van dergelijke beslissingen vorderen. Het instellen van deze nietigheidsvordering namens de vennootschap behoort tot de bevoegdheid van het bestuursorgaan waardoor deze vordering in de praktijk niet vaak voorkwam. Onder het WVV kan elke belanghebbende deze nietigheidsvordering instellen.

Nieuwe regels roepen nieuwe vragen/aandachtspunten op. Het WVV voorziet in een verruimde mogelijkheid van schriftelijke besluitvorming voor het bestuursorgaan: voortaan kunnen alle beslissingen schriftelijk met unanimiteit worden genomen tenzij de statuten beperkingen opleggen. De vraag stelt zich of schriftelijke besluitvorming kan worden toegepast wanneer een bestuurder een belangenconflict heeft. O.i. valt te argumenteren dat er geen beraadslaging plaatsvindt in het geval van schriftelijke besluitvorming en dat de bestuurder dus alleszins niet deelneemt aan enige beraadslaging. Aangezien de bestuurder bij een gewone bestuursvergadering ook niet zou mogen deelnemen aan de stemming, valt te argumenteren dat de vereiste van unanimiteit in dit geval moet worden gelezen als een vereiste van unanimiteit van de niet-geconflicteerde bestuurders. De procedure moet alleszins voor het overige wel correct worden toegepast (o.m. melding en notulering van het strijdig belang).

De onthoudingsplicht van een geconflicteerde bestuurder kan ook aanleiding geven tot praktische toepassingsproblemen in geval van vetorechten. Een minderheidsaandeelhouder wenst vaak zijn belangen te vrijwaren door vetorechten toe te kennen aan zijn/haar vertegenwoordiger in de raad van bestuur voor bepaalde belangrijke beslissingen. Deze beslissingen kunnen dan niet worden genomen zonder goedkeuring van de betrokken bestuurder. We raden aan een alternatieve regeling te voorzien ingeval de betrokken bestuurder een belangenconflict heeft en niet mag deelnemen aan de beraadslaging/stemming (en dus ook geen kans heeft tot uitoefening van het vetorecht), bv. door te bepalen dat in dat geval de beslissing moet goedgekeurd worden door de algemene vergadering waarin de aandeelhouder op wiens voordracht de betrokken bestuurder werd benoemd een vetorecht kan uitoefenen.

Eenzelfde oplossing (doorverwijzing naar de AV) kan worden gehanteerd wanneer door het belangenconflict een statutair aanwezigheidsquorum op de raad van bestuur niet kan worden gehaald.

Indien er een college van bestuurders is en er door het belangenconflict slechts één niet-geconflicteerde bestuurder overblijft, kan deze o.i. de beslissing rechtsgeldig nemen. De wet bepaalt immers uitdrukkelijk dat de beslissing wordt genomen door de niet-geconflicteerde bestuurders.

Deze praktische problemen konden zich al voordoen in de genoteerde vennootschap, maar waren eerder theoretisch doordat bestuurders daar meestal talrijk zijn. Nu de onthoudingsregel algemeen van toepassing wordt, ook in kleinere vennootschappen, zullen deze vragen zich in de praktijk wel vaker voordoen.

Anneleen Steeno, intui advocaten

anneleen.steeno@intui.be

www.intui.be