De schriftelijke besluitvorming door de algemene vergadering – een handig doch vaak misbegrepen instrument
We schreven in deze blog al eerder over wettelijke alternatieven voor de fysieke aanwezigheid van aandeelhouders op een algemene vergadering (zie “Uit het oog, maar niet uit het hart: alternatieven voor fysieke aanwezigheid op algemene vergaderingen”). Een veelgebruikt, en door ons ook vaak geadviseerd, instrument daarbij is de techniek van de schriftelijke besluitvorming. We stellen in de praktijk echter vast dat er nog vaak misvattingen bestaan over wat de schriftelijke besluitvorming nu wel en niet is en gaan daar in deze blogpost dieper op in. De algemene vergadering van een vennootschap (of een VZW) heeft een aantal bevoegdheden waarin zij beslissingen moet nemen, denk daarbij o.a. aan de goedkeuring van de jaarrekening of de benoeming en ontslag van bestuurders. Een algemene vergadering kan via twee procedures, die losstaan van elkaar, tot een geldige beslissing komen: De klassieke manier, namelijk een fysieke bijeenkomst van de aandeelhouders waarop na beraadslaging de beslissing wordt genomen; of De eenparige schriftelijke besluitvorming. De fysieke bijeenkomst
De omvang van de gehoudenheid van een verkoper van niet-volgestorte aandelen tot volstorting
Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) voorziet in artikel 5:66 (BV) en 7:77 (NV) in de hoofdelijke gehoudenheid tot volstorting van zowel de overdrager als de overnemer van niet-volgestorte aandelen. Deze wettelijke bepaling is van dwingend recht en laat niet toe dat partijen contractueel anders bepalen. De overdrager is pas bevrijd van deze hoofdelijke aansprakelijkheid nadat er vijf jaren zijn verstreken na de (tegenstelbaarheid van de) overdracht. Wordt de overdrager aangesproken, heeft hij wel een regresvordering op de overnemer (tenzij contractueel anders was bedongen). De gehoudenheid geldt voor het bedrag waarvoor de aandelen niet werden volgestort, ongeacht het tijdstip waarop de schulden van de vennootschap ontstonden. De regeling van het WVV geldt evenwel enkel voor overdrachten die plaatsvonden ná de inwerkingtreding van het WVV (1 januari 2020, of 1 mei 2019 voor vennootschappen opgericht na die datum of bestaande vennootschappen die uitdrukkelijk kozen voor een vroegere inwerkingtreding). Gebeurde de overdracht vóór de inwerkingtreding van het WVV, zal de gehoudenheid
De FDI-reglementering – verplichte aanmelding en screening van niet-EU investeringen in België – ruimer toepassingsgebied dan u denkt!
Iets meer dan een jaar na de inwerkingtreding van het Belgisch Samenwerkingsakkoord van 30 november 2022 tot het invoeren van een mechanisme voor de screening van buitenlandse directe investeringen[1], stellen we vast dat in de praktijk (nog steeds) te weinig aandacht uitgaat naar het ruime toepassingsgebied van die zogenaamde Foreign Direct Investment reglementering (FDI). Overeenkomstig die reglementering moeten bepaalde transacties vóór hun realisatie worden aangemeld. De betrokken partijen of adviseurs zijn zich daarvan soms niet bewust en gaan er foutief van uit dat de betrokken reglementering enkel geldt voor “grotere” transacties of transacties waarin niet-EU ondernemingen betrokken zijn. Dat is echter buiten het ruim geformuleerde toepassingsgebied van het Samenwerkingsakkoord gerekend. Ter herinnering: het Samenwerkingsakkoord is afgesloten tussen de Belgische federale overheid en de verschillende gefedereerde entiteiten en heeft een screeningsmechanisme in het leven geroepen dat – algemeen geformuleerd – een controle toelaat op niet-EU investeringen in België. Het Samenwerkingsakkoord heeft als doel om de inkomende investeringsstromen van buiten de EU
Waarom een verkoper van niet-volgestorte aandelen best zorgt voor volstorting voor overdracht
Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) voorziet in artikel 5:66 (BV) en 7:77 (NV) in de hoofdelijke gehoudenheid tot volstorting van zowel de overdrager als de overnemer van niet-volgestorte aandelen. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid geldt zowel tegenover de vennootschap (of na een faillissement de curator) als tegenover derden (bv. schuldeisers). Deze wettelijke bepaling is van dwingend recht en laat niet toe dat partijen contractueel anders bepalen. De overdrager is pas bevrijd van deze hoofdelijke aansprakelijkheid nadat er vijf jaren zijn verstreken na de (tegenstelbaarheid van de) overdracht. De vennootschap, de curator of de schuldeisers kunnen dus kiezen wie van beiden ze aanspreken tot volstorting: de overdrager, de overnemer of beiden op hoofdelijke wijze. Wordt de overdrager aangesproken, heeft hij wel een regresvordering op de overnemer (tenzij dit contractueel was uitgesloten). Deze regresvordering biedt uiteraard maar soelaas als er bij de overnemer een verhaalsvermogen aanwezig is. Wil een verkoper er zeker van zijn dat hij na overdracht van zijn niet-volgestorte aandelen
Onzorgvuldig geformuleerde opschortende voorwaarden: ongewenste gevolgen voor de transactie?
De bedoeling van een partij die een opschortende voorwaarde bedingt, is duidelijk: hij wenst de opeisbaarheid van zijn verbintenis te laten afhangen van bepaalde feiten of handelingen, waarvan het op het ogenblik van de ondertekening nog onzeker is of die zich zullen voordoen. Een verbintenis afhankelijk maken van de vervulling van één of meerdere opschortende voorwaarden is principieel geldig. De techniek laat in de overnamepraktijk toe om reeds tot ondertekening over te gaan (en partijen te binden), ondanks het gegeven dat bepaalde essentiële stappen nog niet zijn genomen. Denk maar aan een koper van aandelen die zijn verbintenis tot overname (en betaling) afhankelijk wil stellen van, bijvoorbeeld, het verkrijgen van de nodige financiering, een bevredigend resultaat van het nog uit te voeren due diligence onderzoek, het bekomen van een vergunning, het akkoord van de bank met de controlewijziging, de goedkeuring van de mededingingsautoriteit, enzovoort. Er is echter voorzichtigheid geboden bij het gebruik van opschortende voorwaarden. Zij zullen immers in bepaalde
Exit-garantie voor een aandeelhouder via verkoopoptie, inkoop eigen aandelen of uittreding?
Heel wat aandeelhoudersovereenkomsten bevatten afspraken over de mogelijkheid tot toekomstige exit uit het aandeelhouderschap, bv. wanneer een aandeelhouder niet langer operationeel actief zou zijn (hierna de “vertrekkende aandeelhouder”), zoals bv. een verkoopoptie, een uittredingsrecht (louter in de BV), of inkoop van eigen aandelen door de vennootschap. Bij een verkoopoptie kan de vertrekkende aandeelhouder de andere aandeelhouders verplichten zijn aandelen over te nemen en de prijs daarvoor te betalen. Bij een uittreding of inkoop van eigen aandelen zullen de middelen tot uitkoop vanuit de vennootschap zelf komen. Of de middelen voor de uitkoop afkomstig zijn van de medeaandeelhouders (verkoopoptie), dan wel de vennootschap (inkoop eigen aandelen/uittreding) zal voor de vertrekkende aandeelhouder weinig verschil maken. De gebruikte exit-techniek kan voor de vertrekkende aandeelhouder fiscaal wel andere gevolgen hebben. Op fiscaal vlak zal de meerwaarde ontvangen door de overdragende aandeelhouder ingevolge de uitoefening van een verkoopoptie worden beschouwd als een (desgevallend vrijgestelde) meerwaarde op aandelen. Voor aandeelhouders-vennootschappen geldt een vrijstelling wanneer de participatie meer bedraagt