Exit-garantie voor een aandeelhouder via verkoopoptie, inkoop eigen aandelen of uittreding?
Heel wat aandeelhoudersovereenkomsten bevatten afspraken over de mogelijkheid tot toekomstige exit uit het aandeelhouderschap, bv. wanneer een aandeelhouder niet langer operationeel actief zou zijn (hierna de “vertrekkende aandeelhouder”), zoals bv. een verkoopoptie, een uittredingsrecht (louter in de BV), of inkoop van eigen aandelen door de vennootschap. Bij een verkoopoptie kan de vertrekkende aandeelhouder de andere aandeelhouders verplichten zijn aandelen over te nemen en de prijs daarvoor te betalen. Bij een uittreding of inkoop van eigen aandelen zullen de middelen tot uitkoop vanuit de vennootschap zelf komen. Of de middelen voor de uitkoop afkomstig zijn van de medeaandeelhouders (verkoopoptie), dan wel de vennootschap (inkoop eigen aandelen/uittreding) zal voor de vertrekkende aandeelhouder weinig verschil maken. De gebruikte exit-techniek kan voor de vertrekkende aandeelhouder fiscaal wel andere gevolgen hebben. Op fiscaal vlak zal de meerwaarde ontvangen door de overdragende aandeelhouder ingevolge de uitoefening van een verkoopoptie worden beschouwd als een (desgevallend vrijgestelde) meerwaarde op aandelen. Voor aandeelhouders-vennootschappen geldt een vrijstelling wanneer de participatie meer bedraagt
Goede afspraken maken goede vrienden? Over de geldigheid van prijsbepalingsclausules en good/bad leaver clausules in het kader van onder meer de geschillenregeling
1. In vele aandeelhoudersovereenkomsten (en occasioneel ook in statuten) spreken de partijen exitregelingen af onder de vorm van aan- en/of verkoopopties (call- en putopties). In niet-genoteerde vennootschappen worden dergelijke afspraken opgevat als een regeling van de vennootschapsrechtelijke verhoudingen en zijn zij vooral gericht op het beëindigen van het aandeelhouderschap zonder dat hiervoor de tussenkomst van een rechter of een derde-overnemer vereist is. Financiële investeerders bedingen bijvoorbeeld vaak voor zichzelf een putoptie die hen toelaat om na een vooropgestelde periode hun investering ten gelde te maken, eventueel gekoppeld aan een gegarandeerde minimumprijs. Ook in overeenkomsten tussen of met operationeel actieve aandeelhouders worden dikwijls opties afgesproken, die naargelang de gemaakte afspraken discretionair (d.i. zonder reden), maar meestal slechts in welbepaalde situaties kunnen worden uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld het feit dat een aandeelhouder niet langer operationeel actief is, ernstige tekortkomingen of een patstelling. Vaak wordt de uitoefenprijs van de optie afhankelijk gemaakt van de concrete omstandigheden die aanleiding geven tot het uitoefenen van de
Digitale oprichting van vennootschappen en andere rechtspersonen en statutaire mandatendatabank
Digitaal en op afstand oprichten van vennootschappen en andere rechtspersonen Op 15 juli 2021 werd de Wet Digitalisering Vennootschapsrecht[1] in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Deze nieuwe wet zet de Richtlijn 2019/1151 van 20 juni 2019[2] om, dewelke kadert in de digitaliseringsbeweging van de Europese Unie. Met deze wet wordt een nieuwe stap in het verdere digitaliseringsproces van het vennootschapsrecht gezet. Na de komst van de digitale volmacht waarmee authentieke aktes zoals onder andere aktes tot statutenwijziging vanop afstand bij de notaris ondertekend en verleden kunnen worden en de invoering van de statutendatabank die het mogelijk maakt om alle sinds 1 mei 2019 authentiek verleden statuten en wijzigingen digitaal te raadplegen (via https://statuten.notaris.be), kan men ingevolge deze nieuwe wet sinds 1 augustus 2021 ook digitaal de authentiek te verlijden oprichtingsakte van een vennootschap of andere rechtspersoon (bv. IVZW) ondertekenen. De nieuwigheid bestaat er dus in dat de authentieke akte tot oprichting van een vennootschap of andere rechtspersoon voortaan op afstand verleden
Pand op aandelen – wat te checken bij due diligence: het pandregister of het aandelenregister van de vennootschap?
Op 1 januari 2018 trad de nieuwe Pandwet[1] met enige vertraging in werking. In het kader van deze nieuwe wettelijke regeling deed het registerpand zijn intrede. Zowel de geldigheid als de tegenwerpelijkheid van een dergelijk pand vereisen niet langer een buitenbezitstelling. De pandgever mag dus in het bezit blijven van het in pand gegeven roerend goed. Om dit pand tegenwerpelijk te maken ten aanzien van derden, moet het wel geregistreerd worden in een daartoe ontwikkeld nationaal pandregister (https://pangafin.belgium.be/#?lang=NL). Het pandregister is algemeen toegankelijk: iedereen die over een Belgische elektronische identiteitskaart beschikt, kan in het pandregister opzoekingen doen. Elke raadpleging vereist de betaling van een retributie (die zal worden aangerekend per zoekresultaat, ook al is dat negatief, alvorens de eventuele resultaten vrij te geven). Bovendien wordt de identiteit van de persoon die opzoekingen verricht, bijgehouden in het systeem gedurende zes maanden, wat het voor de pandgevers mogelijk maakt om na te gaan wie hun gegevens geraadpleegd heeft. Voor het vestigen van
Hoe loyaal is loyaal? Kan een bestuurder concurreren met de vennootschap, tijdens of na afloop van zijn mandaat?
Een bestuurder wordt verwacht “loyaal” te zijn ten aanzien van de vennootschap waarin hij het mandaat uitoefent. De loyauteitsplicht voor bestuurders[1] vloeit voort uit het algemene wettelijke principe van uitvoering te goeder trouw van overeenkomsten. Er wordt aanvaard dat deze loyauteit een concurrentieverbod impliceert, d.w.z. een verbod voor de bestuurder om gedurende de looptijd van het mandaat activiteiten uit te oefenen die concurrerend zijn met de (werkelijke) activiteiten van de betrokken vennootschap (bv. starten van een concurrerende onderneming, uitoefenen van een bestuursmandaat of operationele functie in een concurrerende vennootschap, enz.). Dit impliciet concurrentieverbod is van toepassing zelfs zonder dat dit uitdrukkelijk zo werd overeengekomen. Er kan wel in onderling overleg worden afgeweken van dit principiële concurrentieverbod. In de lijn van het voorgaande wordt door de meerderheidsrechtsleer en -rechtspraak aanvaard dat dit concurrentieverbod ophoudt bij het einde van het bestuursmandaat (ongeacht de reden of het tijdstip daarvan), tenzij anders werd overeengekomen (bv. clausule rond niet-concurrentieverplichting in management overeenkomst of benoemingsbesluit, op
Uit het oog, maar niet uit het hart: alternatieven voor fysieke aanwezigheid op algemene vergaderingen
De vraag naar wettelijke alternatieven voor fysieke aanwezigheid op algemene vergaderingen van een vennootschap of (I)VZW werd het voorbije jaar actueler dan ooit. Het W.Venn. respectievelijk het WVV bevatte ook reeds vóór de problematiek omtrent COVID-19 een arsenaal aan mogelijkheden, al dan niet voorbehouden voor vennootschappen. Door de Wet van 20 december 2020 (BS 24 december 2020) houdende diverse tijdelijke en structurele bepalingen inzake justitie in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, werden bijkomend enkele tijdelijke maar ook definitieve versoepelingen in het leven geroepen, met ook bijkomende opties voor de (I)VZW’s. We zetten de op vandaag bestaande vennootschaps- en verenigingsrechtelijke opties op een rijtje, als alternatief voor de klassieke default besluitvormingsprocedure van de fysieke algemene vergadering: De schriftelijke algemene vergadering (éénparige schriftelijke besluitvorming) Het WVV biedt voor de BV (art. 5:85 WVV), de CV (art. 6:71 WVV) en de NV (art. 7:133 WVV) de mogelijkheid van de zogenaamde “schriftelijke algemene vergadering”. Door de Wet