Het Leonijns beding in het WVV – risicovrij aandeelhouderschap voortaan mogelijk

Om het risico, dat inherent is aan ondernemen, te beperken, kunnen ondernemers ervoor kiezen om hun onderneming binnen een vennootschap te voeren. Afhankelijk van het type vennootschap genieten de aandeelhouders van een beperkte aansprakelijkheid, waardoor hun risico (in principe) beperkt is tot het verlies van hun inbreng. Kan een aandeelhouder nog een stap verder gaan en ook zijn inbreng vrijwaren, waardoor hij risicovrij participeert in de vennootschap? De meest voorkomende constructie om een risicovrije participatie te creëren, maakt gebruik van putopties. Aandeelhouder A (de risicovrij participerende aandeelhouder) is houder van een putoptie op zijn aandelen, waardoor hij het recht heeft zijn aandelen te verkopen aan aandeelhouder B en aandeelhouder B verbindt zich om deze aandelen aan te kopen. De overnameprijs wordt gelijkgesteld met de intekenprijs waartegen aandeelhouder A de aandelen verwierf. Indien de vennootschap verlies leidt, haar vermogen wordt aangetast en dus ook de boekhoudkundige waarde van de aandelen daalt, kan aandeelhouder A de putoptie lichten en zich zo vrijstellen

Lees meer »

Het gewijzigd huwelijksvermogensrecht : implicaties voor een echtgen(o)ot(e) die professioneel actief is via een vennootschap

Gemeenschappelijke aandelen waarvan de lidmaatschapsrechten toch eigen zijn Bij echtgenoten die gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel met gemeenschap van aanwinsten vallen de beroepsinkomsten van de echtgenoten in het gemeenschappelijk vermogen. Hierbij kan elk van de echtgenoten op professioneel gebied autonoom functioneren en keuzes maken, zonder inmenging van de andere echtgeno(o)t(e). Bij de hervorming van het huwelijksvermogensrecht in 2018 werd met het oog op de versterking van die professionele autonomie de oude regeling van artikel 1401,5° BW m.b.t. de lidmaatschapsrechten van gemeenschappelijke aandelen verduidelijkt en verder uitgewerkt. Thans zijn de lidmaatschaprechten verbonden aan vennootschapsaandelen die met gemeenschappelijke gelden zijn verworven en die op naam van één van de echtgenoten ingeschreven zijn, eigen. De lidmaatschapsrechten omvatten ook het recht om als eigenaar van deze aandelen te handelen. De vermogenswaarde van deze aandelen valt echter wel in het gemeenschappelijk vermogen (artikel 1405, §1, 5° BW). Deze regeling geldt enkel voor aandelen die minstens voor de helft met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen (voorwaarde

Lees meer »

Moet de echtgeno(o)t(e) van een verkoper van aandelen instemmen met de voorgenomen transactie?

Indien een verkoper van aandelen een natuurlijke persoon is en gehuwd is, rijst de vraag of hij/zij de overnameovereenkomst op eigen houtje kan onderhandelen en ondertekenen dan wel of zijn/haar echtgeno(o)t(e) moet kennisnemen van en instemmen met de voorgenomen transactie om tot een rechtsgeldige koop-verkoop van aandelen te komen. Zowel in de hypothese dat het gaat om aandelen die volgens het huwelijksvermogensrecht tot het eigen vermogen van de verkoper behoren (bv. aandelen die met eigen middelen werden verworden door een verkoper of die werden verworven door erfenis of schenking) als in de hypothese dat het gaat om aandelen die tot het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten behoren (bv. aandelen die door een echtgenoot gehuwd onder het wettelijk stelsel met gemeenschappelijke middelen werden verworven en die niet vallen onder het uitzonderingsregime van art. 1401, °5 Burgerlijk Wetboek[1]), kan de verkoper de overnameovereenkomst principieel alleen onderhandelen en ondertekenen en bijgevolg de aandelen verkopen zonder medeweten en tussenkomst van zijn/haar echtgenoot. Voor het

Lees meer »

Geldigheidsvoorwaarden voor niet-concurrentiebedingen in overnameovereenkomsten en matigingsbevoegdheid van de rechtbank

Zoals in een eerder blogartikel toegelicht (“Niet-concurrentiebedingen in overnameovereenkomsten: een noodzaak?” – Matthias Jans, 14 april 2016 – zie link), dient een koper van aandelen die wil verhinderen dat de verkoper na de overdracht een concurrerende onderneming start, een expliciet niet-concurrentiebeding in te lassen in de overnameovereenkomst. Ingevolge het Franse decreet d’Allarde van 1791 geldt er een vrijheid van handel en nijverheid. Dit beginsel bevindt zich thans in Boek II van het Wetboek van economisch recht, Titel 3 (Vrijheid van ondernemen). Aangezien een niet-concurrentiebeding een beperking uitmaakt op deze vrijheid van handel, moeten partijen bij de redactie van het beding met bepaalde grenzen rekening houden. Een niet-concurrentiebeding moet namelijk steeds beperkt zijn (1) in de tijd; (2) in de ruimte en (3) inzake het voorwerp[1]. Ten eerste moet het beding beperkt zijn in de tijd. De duur moet zich beperken tot de termijn die de koper nodig heeft om cliënteel te vormen, dan wel het aan zich te binden. Deze

Lees meer »

Update: antwoord parlementaire vraag over opt-in: een BAV die beslist tot opt-in kan meteen daarna andere beslissingen nemen met toepassing van het WVV

In een eerder blogartikel wezen we op de praktische gevolgen van het feit dat de wetgever – ongelukkigerwijze – de inwerkingtreding van de opt-in verbonden heeft aan de publicatie van deze opt-in in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad en niet aan het moment van de beslissing zelf. Beslissingen in dezelfde akte na de opt-in (maar dus vóór de publicatie) konden o.i. nog niet worden genomen met toepassing van het nieuwe WVV. Zie ons eerder blogartikel via deze link. Via een antwoord op een parlementaire vraag hoopt men dit ongewenste gevolg alsnog weg te werken – zie antwoord via deze link. De minister antwoordt dat de BAV kan beslissen dat tussen de aandeelhouders het besluit tot opt-in geldt vanaf de datum van het besluit, op voorwaarde dat het besluit wordt bekendgemaakt. De vereiste van publicatie voor de inwerkingtreding zou enkel strekken ter bescherming van derden. Het gevolg daarvan is dat op dezelfde BAV die beslist tot de opt in, vervolgens

Lees meer »

Update: gedoogbeleid tot 31 december 2019 voor de verplichte registratie van de uiteindelijk begunstigde(n) van ondernemingen

In onze bijdrage van 21 december 2018, geactualiseerd met de bijdrage van 2 april 2019,  informeerden wij over de wettelijke verplichting tot registratie van de uiteindelijke begunstigde(n) van de ondernemingen in het zogenaamde UBO-register. Volgens het betrokken Koninklijk Besluit van 30 juli 2018 moesten de gegevens over de uiteindelijke begunstigde(n) voor elke onderneming voor het eerst worden geregistreerd uiterlijk 30 november 2018. De FOD Financiën verleende de ondernemingen echter uitstel tot 30 september 2019. De FOD Financiën heeft ondertussen aangekondigd dat zij nog tot 31 december 2019 een gedoogbeleid zal voeren en tot die datum geen sancties zal toepassen in geval van niet-naleving van de registratieverplichting. Kim Van Herck, intui advocaten kim.vanherck@intui.be www.intui.be

Lees meer »

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

* indicates required
Privacy

Intuit Mailchimp