Waarom een verkoper van niet-volgestorte aandelen best zorgt voor volstorting voor overdracht

Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) voorziet in artikel 5:66 (BV) en 7:77 (NV) in de hoofdelijke gehoudenheid tot volstorting van zowel de overdrager als de overnemer van niet-volgestorte aandelen. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid geldt zowel tegenover de vennootschap (of na een faillissement de curator) als tegenover derden (bv. schuldeisers). Deze wettelijke bepaling is van dwingend recht en laat niet toe dat partijen contractueel anders bepalen. De overdrager is pas bevrijd van deze hoofdelijke aansprakelijkheid nadat er vijf jaren zijn verstreken na de (tegenstelbaarheid van de) overdracht.

De vennootschap, de curator of de schuldeisers kunnen dus kiezen wie van beiden ze aanspreken tot volstorting: de overdrager, de overnemer of beiden op hoofdelijke wijze.

Wordt de overdrager aangesproken, heeft hij wel een regresvordering op de overnemer (tenzij dit contractueel was uitgesloten). Deze regresvordering biedt uiteraard maar soelaas als er bij de overnemer een verhaalsvermogen aanwezig is.

Wil een verkoper er zeker van zijn dat hij na overdracht van zijn niet-volgestorte aandelen niet meer tot volstorting kan worden aangesproken, dan kan hij deze zekerheid enkel bekomen door de volstorting zelf te doen voor de eigendomsoverdracht, dan wel ervoor te zorgen dat de koper als één van de closing actions op de dag van overname overgaat tot deze volstorting.

Het meest eenvoudige zal een volstorting zijn door de koper als closing action. Aangezien de koper in zijn prijsbepaling van de aandelen de niet-volledige volstorting wellicht in rekening heeft genomen (en dus het nog te volstorten bedrag zal afgetrokken hebben van de prijs), zal een volstorting door de verkoper vóór de overdracht immers sowieso aanleiding geven tot een hogere prijs te betalen door de koper. Dan kan de koper evengoed meteen in één stap de volstorting doen op de datum van overname.

In beide gevallen zal de volstorting ervoor zorgen dat de koper meer middelen beschikbaar moet maken: hij zal een hogere overnameprijs moeten betalen of zelf een volstorting moeten doen. Indien het te volstorten bedrag substantieel is, denken partijen hier beter tijdig aan zodat de koper deze verwachting tot volstorting kan meenemen in zijn financierings- en cash flow plan.

Anneleen Steeno, intui advocaat

anneleen.steeno@intui.be